Welke groenten serveer je bij wild?

Het wildseizoen is nog een echt seizoen. Voor elk dier geldt immers een vaste periode waarop het bejaagd kan worden en het vlees verkocht mag worden. Het hoogtepunt van het wildseizoen ligt tussen oktober en december, dan worden de meeste wildsoorten aangeboden. Als wild op tafel komt dan is het feest. Het is dan ook geen doordeweekse vleessoort. Dieren die in de vrije natuur rondscharrelen en er hun eigen voeding zoeken hebben een bijzonder fijne, soms wel uitgesproken ‘wilde’ smaak. Hun vlees is doorgaans erg mager en vraagt om eenvoudige bereidingen waarbij de natuurlijke smaak bewaard blijft. De passende Flandria-groenten en fruit kunnen daarbij helpen.

Maar welke groenten serveer je bij de diverse wildsoorten?

We vroegen het aan wildspecialist Felix Alen van Hof te Rhode in Schaffen.

Fazant: de fijne aromatische en kruidige smaak van wilde fazanten past uitstekend bij witloof, bij rode en witte kool, spruitjes en savooikool. Bij stoverijen horen meer uitgesproken smaken zoals appels, bessen en zuurkool.

Wilde eend heeft een specifieke rijke smaak en vraagt niet veel garnituur. Serveer er gekarameliseerde worteltjes of raapjes bij, uitjes of witloof, en gebakken fruit zoals peer en appel.

Jonge patrijs: de zachte en kort-vezelige structuur van het vlees laat zich goed combineren met peulvruchten, spruitjes, kolen, witloof en raapjes.

Bosduif: bij het fijne vlees zijn doperwtjes, artisjokken, gestoofde kropsla, schorseneren en paddestoelen op hun plaats.

Wild konijn: bij stoverij van wild konijn passen dezelfde garnituren als bij haas: gebakken appeltjes, veenbessen, peren gekookt in rode wijn en rode kool. Bij gebakken rug passen witloof, koolsoorten, puree van knolselder of een puree van groene koolstamppot.

Haas: zowel bij hazenrug als bij een stoverij van haas passen wintergroenten zoals spruitjes, witloof en schorseneren.

Ree: ree wordt in het voorjaar aangeboden en daarbij passen voorjaarsgroenten zoals peulen, asperges, de eerste raapjes en bietjes.

Edelhert: heeft een uitgesproken kruidige en intense wildsmaak en verdraagt groenten die wat meer uitgesproken smaken zoals spruitjes, pastinaak, rammenas, schorseneren, raapjes, koolrabi, witloof en paddestoelen, maar ook fruit zoals appelen, peren en bessen.

Everzwijn: bij dit kruidige en smaakvolle wild horen garnituren die de licht bittere toets opvangen en/of ondersteunen, dat zijn onder meer rode kool, rode biet met appeltjes, rode bessen, uitjes, raapjes, zuurkool en paddestoelen.

Recepten